Vaknieuws

Geschreven op
21 oktober 2022


Deel dit artikel

Facebook

Twitter

LinkedIn

Nieuwsbrief Oktober 2022

Tweede nota van wijziging Belastingplan 2023
De staatssecretaris van Financiën heeft een tweede nota van wijziging op het Belastingplan 2023 ingediend. Het gebruikelijk loon voor Caribisch Nederland is geregeld in de Wet loonbelasting BES. De minimale hoogte van het gebruikelijk loon wordt verhoogd van $ 14.000 naar $ 25.000.

Daarnaast zijn enkele technische wijzigingen aangebracht in het Belastingplan. Deze wijzigingen raken niet de inhoud van het wetsvoorstel en hebben geen budgettaire consequenties.

 

Derde nota van wijziging Belastingplan 2023
De staatssecretaris van Financiën heeft een derde nota van wijziging op het Belastingplan 2023 ingediend. In verband met het aangekondigde tijdelijke prijsplafond voor energie vervallen de in het Belastingplan opgenomen maatregelen in de energiebelasting. Deze maatregelen waren bedoeld om de kostenstijging van energie te dempen in 2023. Het betrof een tijdelijke tariefverlaging in de eerste verbruiksschijf voor aardgas en elektriciteit en een tijdelijke verhoging van de belastingvermindering voor elektriciteit.

Het Belastingplan 2023 omvat onder meer een wijziging van de Mijnbouwwet. Deze nota van wijziging heeft tot gevolg dat onder de voor de cijns relevante omzet eveneens wordt begrepen het resultaat uit een rechtshandeling waarmee het prijsrisico voor gewonnen of te winnen koolwaterstoffen wordt afgedekt. Hiermee wordt verzekerd dat voor de toepassing van de cijns de daadwerkelijk door de vergunninghouders gerealiseerde omzet wordt belast.

Deze nota van wijziging herstelt verder enkele omissies in het Belastingplan. Daarnaast is een redactionele aanpassing voorgesteld.

 

Nota naar aanleiding van het nader verslag Belastingplan 2023
Bij de Tweede Kamer is het Belastingplan 2023 in behandeling. De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het nader verslag bij dit wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. De nota bevat de antwoorden van de staatssecretaris op vragen van de Tweede Kamer over de eerste nota van wijziging op het wetsvoorstel.

De voorgestelde aanpassing in de giftenaftrek voor periodieke giften zal ingaan per 1 januari 2023. Voor op 4 oktober 2022 om 16.00 uur bestaande periodieke giften geldt overgangsrecht, waardoor het plafond van € 250.000 niet van toepassing is. Voor dit tijdstip is gekozen om anticipatiegedrag te voorkomen. Dit tijdstip is in de nota van wijziging opgenomen en aangekondigd bij persbericht. Het kabinet heeft voor overgangsrecht gekozen, omdat het niet wenselijk is dat belastingplichtigen worden geconfronteerd met substantiële fiscale gevolgen waarmee zij geen rekening hebben kunnen houden.

Indien in een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst is afgesproken dat het gebruikelijk loon van een werknemer met een aanmerkelijk belang 75% bedraagt van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, kan deze overeenkomst van kracht blijven voor de resterende looptijd zonder nadere afstemming. Voorwaarde is dat het gebruikelijk loon op 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking wordt gesteld.

Het kabinet voert de door de Tweede Kamer aangenomen motie om de werkkostenregeling in 2023 eenmalig uit te breiden naar 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom van de werkgever uit. Dit zal via een nadere nota van wijziging worden geregeld.

De oudedagsreserve voor ondernemers wordt per 1 januari 2023 bevroren. Toevoeging aan de oudedagsreserve na die datum is niet mogelijk. Het wetsvoorstel toekomst pensioenen bevat een verruiming van de ruimte voor ondernemers om fiscaal gefaciliteerd te sparen voor de oude dag. De aftrekruimte voor lijfrentepremies wordt vergroot van 13,3% naar 30% van de premiegrondslag. Dit wetsvoorstel moet in 2024 ingaan. Het kabinet is niet bereid om in 2024 betaalde premies voor lijfrenten in 2023 in aftrek te laten komen.

Volgens de staatssecretaris is het mogelijk onder de overbruggingswetgeving box 3 dat door het verschil tussen de rendementspercentages op beleggingen en schulden het heffingvrije vermogen tot een relatief groot voordeel voor bepaalde belastingplichtigen leidt.

 

Nota’s naar aanleiding verslag Belastingplan 2023 en Rechtsherstel en Overbruggingswet box 3
De staatssecretarissen van Financiën hebben de nota’s naar aanleiding van het verslag betreffende de wetsvoorstellen, die gezamenlijk het pakket Belastingplan 2023 vormen, naar de Tweede Kamer gestuurd.

Belastingplan 2023

In de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2023 zegt het kabinet toe te willen kijken naar de mogelijkheid om de oudedagsreserve vrijwillig vrij te laten vallen in de winst van een boekjaar. Gezien de aard van de oudedagsreserve is het kabinet niet van plan om een vrijwillige vrijval geheel of gedeeltelijk vrij te stellen of te belasten tegen een lager tarief.

De Tweede Kamer heeft de wens uitgesproken om het overgangsrecht bij de afschaffing van de IACK anders vorm te geven. De staatssecretaris zal een alternatief uitwerken waarin alle ouders recht blijven houden op de IACK, maar het bedrag van deze heffingskorting stapsgewijs wordt afgebouwd tot nihil. Op dat moment wordt de IACK afgeschaft.

Rechtsherstel box 3 en Overbruggingswet box 3

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt ingegaan op de juridische houdbaarheid van beide wetsvoorstellen. De wetsvoorstellen voldoen volgens de staatssecretaris aan de proportionaliteitstoets van het EVRM. Niet kan worden uitgesloten dat belastingplichtigen met lagere rendementen dan de gehanteerde forfaits zich benadeeld voelen. In die gevallen zal bekeken worden of procesafspraken gemaakt kunnen worden. Wanneer slechts één partner bezwaar heeft ingediend, krijgt de andere partner geen rechtsherstel.

Het heffingvrije vermogen wordt automatisch evenredig verdeeld over de verschillende vermogenscategorieën. Het heffingvrije vermogen wordt in het nieuwe box 3-stelsel vervangen voor een heffingvrij inkomen.

 

Nota naar aanleiding verslag minimum CO2-prijs industrie
De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het wetsvoorstel Wet minimum CO2-prijs industrie naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het kabinet heeft gekozen voor een geleidelijke invoering van de minimum CO2-prijs voor de industrie. In 2023 is sprake van een gewenningsperiode en geldt een relatief lage minimumprijs. In 2023 zal het onderzoek naar de hoogte van de minimum CO2-prijs worden afgerond. Naar aanleiding van dat onderzoek zal vanaf 1 januari 2024 een aangepaste minimumprijs gelden.

 

Afschrijving op erfpachtrecht en terugkooprecht
De lasten van de aanschaf van bedrijfsmiddelen worden door afschrijving ten laste van de jaarwinst gespreid over de jaren waarin de bedrijfsmiddelen voor de onderneming worden gebruikt. Het voor afschrijving in aanmerking komende bedrag bestaat uit het verschil tussen de kosten van aanschaf en de restwaarde van een bedrijfsmiddel. De restwaarde wordt bij aanvang van het gebruik geschat. Goed koopmansgebruik vereist volgens de Hoge Raad niet dat bij de bepaling van de restwaarde rekening wordt gehouden met wellicht waarschijnlijke, maar niet zekere toekomstige waardestijgingen van het bedrijfsmiddel. Wordt wel met mogelijke waardestijgingen rekening gehouden, dan wordt de jaarwinst door een lagere afschrijving verhoogd ten gevolge van waardestijgingen die nog niet hebben plaatsgevonden.

Evenmin vereist goed koopmansgebruik dat de restwaarde – en daarmee de afschrijving – gedurende het gebruik van een bedrijfsmiddel wordt aangepast aan stijgingen van de restwaarde, tenzij de restwaarde aanmerkelijk en blijvend is veranderd. De partij die zich daarop beroept, heeft de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot feiten die meebrengen dat een verandering van de restwaarde aanmerkelijk is en redelijkerwijs als blijvend kan worden beschouwd.

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigd. Het hof oordeelde in die uitspraak dat goed koopmansgebruik niet toestaat af te schrijven over de bedragen die zijn opgeofferd voor de combinatie van een erfpachtrecht en een terugkooprecht van landbouwgrond.
Als het hof is uitgegaan van de juiste rechtsopvatting, had het zijn oordeel nader moeten motiveren, in het licht van de berekeningen die de belanghebbende over de waarde van de gezamenlijke rechten per expiratiedatum heeft aangevoerd. Die nadere motivering ontbrak in de uitspraak.
Hof Den Bosch moet de zaak nu verder behandelen.

 

Nota van wijziging Overbruggingswet box 3
Onderdeel van het Belastingplan 2023 is het wetsvoorstel Overbruggingswet box 3. Dit wetsvoorstel regelt voor de komende jaren de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting, in afwachting van het nieuwe stelsel van heffing over de werkelijk behaalde rendementen. De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging op dit wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze nota van wijziging wordt geregeld dat het bij enkele specifieke regelingen in aanmerking te nemen bedrag niet negatief kan worden. De bij gebruik van tot het privévermogen behorende bezittingen ten behoeve van de onderneming als kosten in aftrek op de winst uit onderneming komende gebruiksvergoeding kan hierdoor niet negatief worden. Ook het rendement, dat in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van het forfaitaire voordeel uit vrijgestelde beleggingsinstellingen en uit buitenlandse beleggingsinstellingen kan door de wijziging niet negatief worden.

Verder zijn enkele redactionele verbeteringen in het wetsvoorstel aangebracht.

 

Nota van wijziging wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3

De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3 naar de Tweede Kamer gestuurd. De nota van wijziging bevat tekstuele aanpassingen om te bewerkstelligen dat het wetsvoorstel Overbruggingswet box 3 en het wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3 tekstueel op elkaar aansluiten. Daarnaast wordt met deze nota van wijziging geregeld dat de wet terugwerkt tot en met 1 januari 2017 in plaats van tot en met 1 juli 2022.

 

Brief en Kamervragen nultarief groente en fruit
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft de staatssecretaris van Financiën toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is per 1 november 2022 het nultarief in de btw op onbewerkte groente en fruit in te voeren. De staatssecretaris van VWS heeft toegezegd te bekijken of de voor 1 april 2023 geplande verhoging van de accijns op tabak en alcohol per 1 januari 2023 in werking kan treden. In een brief aan de Tweede Kamer doen beide bewindslieden hun toezeggingen gestand.

Nultarief op groente en fruit

Volgens de staatssecretaris van Financiën is een snellere invoering van het nultarief op groente en fruit dan per 1 januari 2024 niet mogelijk. De invoering van het nultarief op groente en fruit brengt mee dat er wettelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen groente en fruit en andere voedingsmiddelen. Voor andere voedingsmiddelen dan groente en fruit blijft immers het verlaagde btw-tarief gelden. Wanneer het btw-nultarief slechts zou gelden voor onbewerkte groente en fruit moet worden gedefinieerd wat ‘onbewerkt’ inhoudt om onduidelijkheden te voorkomen.

Verhoging accijnzen tabak en alcohol

In het Belastingplan 2023 is een accijnsverhoging opgenomen voor tabak per 1 april 2023 en een verhoging van het minimumtarief van accijns op bier per 1 januari 2023. Gezien het feit dat het Belastingplan 2023 nog door de Tweede en de Eerste Kamer behandeld moet worden, is het niet mogelijk de verhoging in de bieraccijns te vervroegen. Een wijziging van de tabaksaccijns kan niet eerder ingaan dan op de eerste dag van de vierde kalendermaand na afloop van de kalendermaand van publicatie van de wijziging. De ratio hiervan is dat de Douane en het bedrijfsleven een termijn van drie maanden nodig hebben voor het aanmaken, aanvragen, distribueren en verwerken van nieuwe accijnszegels. Als het Belastingplan 2023 eind dit jaar wordt aangenomen en gepubliceerd in het Staatsblad, kan de tariefswijziging niet eerder zijn dan 1 april 2023.

Beantwoording Kamervragen

In een bijlage bij deze brief worden Kamervragen over de toepassing van een lager btw-tarief op verse groente en fruit beantwoord. Enkele lidstaten van de EU kennen voor verse en/of onbewerkte groente en fruit een lager btw-tarief dan voor andere voedingsmiddelen. Het kabinet wil zorgvuldig onderzoek doen naar een btw-nultarief op groente en fruit. Waar de grens voor toepassing van het nultarief ligt, moet zo duidelijk mogelijk worden vastgelegd. Daarom wordt onderzoek gedaan naar de afbakeningsmogelijkheden voor groente en fruit binnen de btw. Daarbij wordt ook gekeken naar de toepassing van verlaagde tarieven in andere lidstaten. Een mogelijkheid kan zijn om voor de afbakening een systeem te hanteren op basis van de douanecodes. De resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting begin 2023 worden opgeleverd. Het kabinet vindt het verstandig om de conclusies van dit onderzoek af te wachten voordat tot eventuele invoering van een btw-nultarief op groente en fruit wordt overgegaan.

 

Aanpassing regeling waardeoverdracht en afkoop klein pensioen
De wetswijziging ter aanpassing van de regeling van de waardeoverdracht en afkoop van kleine pensioenen is in het Staatsblad geplaatst. De wet voert een afkoopregeling in voor kleine nettopensioenen en nettolijfrenten. De met de Wet waardeoverdracht klein pensioen ingevoerde regeling voor automatische waardeoverdracht is door de wetswijziging uitgebreid naar alle kleine pensioenen. De automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen was beperkt tot kleine ouderdomspensioenen, die zijn ontstaan doordat de deelneming aan de pensioenregeling is gestopt vanwege uitdiensttreding. Kleine pensioenen met een andere ontstaansgeschiedenis dan einde deelneming of waarvan de ontstaansgeschiedenis niet duidelijk is, vallen nu ook onder de regeling van waardeoverdracht. Als waardeoverdracht niet mogelijk is, mogen kleine pensioenen worden afgekocht. Kleine nettopensioenen en nettolijfrentes kunnen op grond van de wetswijziging worden afgekocht.

 

Kamervragen verlenging tienjaarstermijn heffing erfbelasting na emigratie
Nederland kan erfbelasting heffen over de nalatenschap van Nederlanders die zijn geëmigreerd. Aan die heffingsbevoegdheid komt een einde wanneer een Nederlander langer dan tien jaar niet meer in Nederland woont. De tienjaarstermijn is in de wet opgenomen om belastingvlucht te voorkomen. De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over de tienjaarstermijn beantwoord. De vragenstellers stellen voor om de termijn voor het belasten van een erfenis na emigratie te verlengen. De tienjaarstermijn voldoet volgens de staatssecretaris aan de bedoeling daarvan. Het Hof van Justitie EU heeft in 2006 beslist dat de tienjaarstermijn niet in strijd is met het EU-recht. Bij verlenging van de termijn is niet zeker of dat niet leidt tot strijd met het EU-recht.

Van de EU-lidstaten met een erfbelasting hanteren Frankrijk (zes van de tien laatste jaren), Duitsland (tien jaar) en Ierland (vijf jaar) een termijn die enigszins vergelijkbaar is met de Nederlandse tienjaarstermijn.
Tegemoetkoming Energiekosten voor het energie-intensieve mkb
De minister van EZK heeft in een brief aan de Tweede Kamer uiteengezet hoe de voorgenomen subsidieregeling voor het energie-intensieve mkb er uit komt te zien. De compensatieregeling voor de gestegen energiekosten heeft de naam Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) gekregen.

De TEK is gericht op ondernemingen in het mkb waar de energiekosten een relatief groot deel vormen van de totale kosten. De TEK is tijdelijk en loopt tot eind 2023. Voorwaarden voor de regeling zijn:

Het bedrijf voldoet aan de Europese mkb-definitie.
Het bedrijf is ingeschreven in het Handelsregister.
Het bedrijf verbruikt jaarlijks ten minste 5.000 m³ gas of 50.000 kWh elektriciteit.
Ten minste 12,5% van de omzet van het bedrijf bestaat uit energiekosten.
De gedachte achter de gekozen omvang van de energiekosten is dat bedrijven met een relatief lager aandeel energiekosten in staat worden geacht de prijsstijgingen op te kunnen vangen en door te berekenen.

De TEK bedraagt 50% van de energiekosten boven de drempelprijzen. De drempelprijs bedraagt € 1,19/m³ voor gas en € 0,35/kWh voor elektriciteit. De kostenstijging wordt gemeten door de drempelprijs af te zetten tegen de marktprijs. Er geldt een maximumvergoeding van € 160.000. Hierdoor blijft de regeling binnen de grenzen van het thans geldende tijdelijke Europese staatssteunkader. Als gevolg van het Europese staatssteunkader geldt voor agrarische bedrijven een ander subsidieplafond.

De TEK zal worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De regeling is met terugwerkende kracht van toepassing over het hele jaar 2023 en de laatste twee maanden van 2022. Ondernemers kunnen naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023 hun eerste aanvraag doen.

 

Subsidieregeling overstromingsschade 2021
Ondernemers in Noord-Brabant en Limburg, die door de overstromingen in juli 2021 omzetverlies hebben geleden, kunnen in aanmerking komen voor subsidie. De provincie Limburg heeft een subsidieregeling opgesteld, die op 24 oktober 2022 wordt opengesteld. De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De Rijksoverheid draagt € 24 miljoen bij aan de regeling.

De regeling voorziet in een tegemoetkoming van 30% van het geleden omzetverlies in het derde en vierde kwartaal van 2021 en in het eerste kwartaal van 2022. Om in aanmerking te komen voor de regeling moet het geleden omzetverlies in deze kwartalen 50% bedragen.

 

Heffingsrecht Duitse pensioenen
Het verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing met Duitsland kent de heffingsbevoegdheid over pensioenen toe aan het woonland. Wanneer pensioenen uit het ene land worden betaald aan een inwoner van het andere land, mag het pensioen ook worden belast in het eerste land als het gezamenlijk bedrag hoger is dan € 15.000.

De Belastingdienst heeft aan een inwoner van Nederland met twee Duitse socialezekerheidspensioenen geen aftrek elders belast verleend. Volgens de Belastingdienst heeft Nederland het exclusieve heffingsrecht over die uitkeringen, omdat het gezamenlijke bedrag van die uitkeringen minder bedraagt dan € 15.000. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde vervolgens dat de zogenaamde kleinepensioenregeling onderscheid maakt tussen belastingplichtigen met een pensioen tot en met € 15.000 en belastingplichtigen met een hoger pensioen. Naar het oordeel van het hof is dit onderscheid niet onredelijk. Omdat geen sprake is van gelijke gevallen, is de verschillende behandeling niet in strijd met het discriminatieverbod van het EVRM.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Volgens de Hoge Raad hebben landen bij het sluiten van belastingverdragen de vrijheid om gewicht toe te kennen aan overwegingen van doelmatigheid en uitvoerbaarheid. Deze vrijheid is in zoverre beperkt dat rekening moet worden gehouden met andere verdragsverplichtingen, die discriminatie verbieden. De verdeling van de heffingsbevoegdheid over pensioenen aan de hand van een getalsmatige grens berust op overwegingen van doelmatigheid en uitvoerbaarheid. De toepassing van deze verdragsbepaling leidt niet tot een verboden onderscheid tussen belastingplichtigen.

 

Wetsvoorstel intrekking verhuurderheffing
In het coalitieakkoord van het huidige kabinet is aangekondigd dat de verhuurderheffing met ingang van 1 januari 2023 zal worden afgeschaft. Het daartoe strekkende wetsvoorstel is door de minister van VRO ingediend bij de Tweede Kamer. Door het vervallen van de verhuurderheffing krijgen woningcorporaties de middelen om de opgaven rond nieuwbouw, renovatie en verduurzaming te realiseren. Met het intrekken van de verhuurderheffing vervallen ook de heffingsverminderingen, waarmee maatschappelijk gewenste investeringen werden gestimuleerd. Definitieve investeringsverklaringen konden tot 1 oktober 2022 worden verzilverd in de aangifte verhuurderheffing 2022. Verhuurders, die na 1 oktober 2022 projecten afronden, kunnen niet meer profiteren van de heffingsvermindering. Na de aangifte verhuurderheffing 2022 worden geen openstaande definitieve investeringsverklaringen meer verrekend.

 

Nota naar aanleiding verslag wetsvoorstel delegatiebepaling geen invorderingsrente
Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel tot wijziging van de Invorderingswet 1990 in behandeling. Het wetsvoorstel omvat de invoering in de wet van een delegatiebepaling om in specifieke gevallen geen invorderingsrente in rekening te brengen. De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het wetsvoorstel naar de Kamer gestuurd. In de nota benadrukt de staatssecretaris dat het niet de bedoeling van de delegatiebepaling is dat zonder meer wordt overgegaan tot het niet in rekening brengen van invorderingsrente. Er dient sprake te zijn van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het niet redelijk wordt geacht om invorderingsrente in rekening te brengen. Als die situatie zich voordoet zal worden afgeweken van het uitgangspunt dat een belastingschuldige bij overschrijding van de betalingstermijn invorderingsrente verschuldigd is.

In het wetsvoorstel is niet vastgelegd in welke situaties of onder welke uitzonderlijke omstandigheden het niet redelijk is invorderingsrente in rekening te brengen. Dat zou de werking van de voorgestelde delegatiebepaling beperken.

 

Tweede informatiebeschikking mogelijk
De Belastingdienst kan in een informatiebeschikking vaststellen dat een belastingplichtige met betrekking tot een belastingaanslag niet of niet volledig heeft voldaan aan zijn informatie- of administratieverplichtingen. Wanneer de inspecteur een informatiebeschikking heeft gegeven, is hij niet langer bevoegd om een volgende informatiebeschikking te geven met betrekking tot dezelfde tekortkoming. De enkele omstandigheid dat de inspecteur tweemaal informatie heeft gevraagd op grond van hetzelfde artikel uit de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen is niet voldoende om aan te nemen dat het om dezelfde tekortkoming gaat. Van dezelfde tekortkoming is sprake wanneer de inspecteur nogmaals om dezelfde informatie heeft gevraagd en de belastingplichtige deze niet heeft verstrekt. Het is de inspecteur wel toegestaan na het intrekken van een eerdere informatiebeschikking een nieuwe beschikking te geven die betrekking heeft op een andere tekortkoming van de belastingplichtige.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in een uitspraak geoordeeld dat de inspecteur een tweede informatiebeschikking heeft mogen geven. De eerste informatiebeschikking, die aan de belastingplichtige is gegeven, had betrekking op het niet voldoen aan zijn informatieverplichtingen. De tweede informatiebeschikking had betrekking op het niet voldoen aan de administratie- en/of bewaarplicht. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard. Volgens de Hoge Raad heeft de inspecteur door het geven van een tweede informatiebeschikking niet gehandeld in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Dit is niet anders als de inspecteur de eerdere informatiebeschikking heeft vernietigd voorafgaand aan het geven van de volgende informatiebeschikking.